Maren-Kessel

De dorpen Maren (Marsna) en Kessel (Casella) komen in de geschiedenis voor het eerst schriftelijk voor in een oorkonde van 9 april 997. Zij werden toen -met anderen- door keizer Otto III van het Heilige Roomse Rijk geschonken aan bisschop Notker van Luik. Deze bewoonde plekken waren gelegen op oeverwallen of rivierduinen en zo enigszins beschermd tegen het water van de Maas, die toen nog niet bedijkt was. Die bedijking vond plaats in de veertiende eeuw (in 1348 werd de Polder van het Laag Heemaal opgericht, maar voor die tijd moeten er reeds dijken aanwezig zijn geweest).

Casella en Marsna waren echter veel ouder dan het jaar 997. Uit opgravingen en vondsten vanaf de zeventiger jaren van de twintigste eeuw, gedaan in de uiterwaarden van de rivier (die bijna geheel voor ontzanding werd afgegraven) is gebleken, dat al ver voor onze jaartelling hier mensen woonden. Romeinen hebben in Casella veel sporen nagelaten. De mooiste restanten hiervan staan permanent geëxposeerd in het Noord Brabants Museum te ‘s-Hertogenbosch. En nog steeds mogen we zeggen dat de uiterwaarden van Kessel samen met de Lithse Ham de grootste vindplaats in Nederland is van Keltisch materiaal! Ooit was hier een cultusplaats en werden er mensenoffers gebracht. Veel van dit materiaal moet echter nog officieel beschreven worden.

Toen aan het eind der dertiende eeuw tussen ‘de hoge heren’ weer eens van bezittingen geruild werd, kreeg Kessel een Heer en werd Heerlijkheid. Maren is altijd een gewoon dorp gebleven onder het gezag van de Hertog van Brabant en zijn opvolgers.

De Heer van Kessel liet op zeker moment een kasteel bouwen, het Hof genaamd. In 1582, tijdens de Tachtigjarige oorlog, was op dit kasteel een Spaanse bezetting gelegerd en in de achttiende eeuw werd het geheel verbouwd. Toen Napoleon een einde maakte aan alle Heerlijkheden werd het kasteel rond 1810 afgebroken. Het stenen gebouw lag op een kunstmatige verhoging, was rechthoekig van constructie en had tenminste twee vierkante torens met kantelen. De muren waren 0,70-1,25 m. dik en de schouw had haardstenen.

Maren en Kessel hadden aanvankelijk samen één kerk, die eigendom was van het domkapittel van Luik en toegewijd aan de H. Lambertus. Toen Kessel een Heerlijkheid werd, kreeg het dorp een eigen tufstenen kerkje, toegewijd aan de H. Antonius Abt. Tegen het kerkje aan werd in 1767 een raadhuisje gebouwd. Het R.K. geloof werd toentertijd voor godsdienstoefeningen -samen met Maren- ergens beleden in een schuurkerk onder de zorg van de pastoors van Maren. Het tufstenen kerkje van Kessel werd in 1837 vervangen door een zgn. Waterstaatskerk en in 1926 door een kerk van architect Franssen. Deze laatste kerk werd tijdens Wereldoorlog II in 1944 door de Duitsers opgeblazen.

Een belangrijk bewoner van de Kesselse pastorie was Hendrik Roes. Hij was pastoor van Kessel tussen 1909 en 1919. Vanuit zijn Kesselse pastorie werd het door hem in het leven geroepen landbouwkundig weekblad ‘Rust Roest’ verzonden aan zijn duizenden abonnees in geheel Nederland. Gerlachus van den Elsen mag dan de oprichter van de N.C.B. zijn, pastoor Roes wist door zijn bijzondere manier van schrijven de grote massa te pakken en heeft zo een ontzettend grote bijdrage geleverd om de bemestingsleer te populariseren en het gebruik van kunstmest bij duizenden landbouwers ingang te doen vinden. Rond 1500 werd in Maren een nieuw kerkje gebouwd (waar later ook een raadhuisje tegenaan leunde), dat in 1905 vervangen werd door een neogotisch gebouw onder architectuur van Groenendaal. Ook deze laatste kerk werd tijdens W.O.II zodanig verwoest dat herbouw een probleem vormde.

De kerken van beide dorpen werden niet herbouwd. Er werd een nieuw dorp in de polder tussen de beide kernen gebouwd. Rondom de Lambertuskerk van 1953 (architect De Reus) verschenen de Antoniusschool, het café, de bakker, huizen en boerderijen. Bestuurlijk waren de dorpen Kessel, Maren en Alem en de buurtschappen Het Wild en Gewande vanaf 1819 één gemeente geworden. Buurtschap Gewande werd al voor 1900 bij de gemeente Empel gevoegd. Het dorp Alem verdween door de Maaskanalisatie in de dertiger jaren van de vorige eeuw naar de Gelderse kant, maar pas in 1958 hield de gemeente Alem ca. op te bestaan. Het dorp Maren-Kessel en de buurtschap Het Wild werden bij de gemeente Lith gevoegd. Alem werd definitief Gelders en ging naar de gemeente Kerkdriel.

Bekijk hier het actuele woningaanbod in Keent.